SV | En het geschiedde, als hij naderde, om in Egypte te komen, dat hij zeide tot Sarai, zijn huisvrouw: Zie toch, ik weet, dat gij een vrouw zijt, schoon van aangezicht. |
WLC | וַיְהִ֕י כַּאֲשֶׁ֥ר הִקְרִ֖יב לָבֹ֣וא מִצְרָ֑יְמָה וַיֹּ֙אמֶר֙ אֶל־שָׂרַ֣י אִשְׁתֹּ֔ו הִנֵּה־נָ֣א יָדַ֔עְתִּי כִּ֛י אִשָּׁ֥ה יְפַת־מַרְאֶ֖ה אָֽתְּ׃ |
Trans. | wayəhî ka’ăšer hiqərîḇ lāḇwō’ miṣərāyəmâ wayyō’mer ’el-śāray ’išətwō hinnēh-nā’ yāḏa‘ətî kî ’iššâ yəfaṯ-marə’eh ’ātə: |
En het geschiedde, als hij naderde, om in Egypte te komen, dat hij zeide tot Sarai, zijn huisvrouw: Zie toch, ik weet, dat gij een vrouw zijt, schoon van aangezicht.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En het geschiedde, als hij naderde, om in Egypte te komen, dat hij zeide tot Sarai, zijn huisvrouw: Zie toch, ik weet, dat gij een vrouw zijt, schoon van aangezicht.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!